Grensvlakken tussen wetten
Grensvlakken tussen Zvw en Wmo
Grensvlakken tussen Zvw en Wlz
Belangrijke documenten
Grensvlakken tussen wetten
Wijkverpleegkundigen zijn voor het organiseren van de zorg voor hun (veelal oudere) cliënten aangewezen op drie belangrijke zorgwetten, te weten de WLZ, de Zvw en WMO. Het werken met deze drie verschillende wetten (ook wel schotten in de financiering genoemd) leidt nog wel eens tot vraagstukken of dilemma’s. In de beschrijving hieronder wordt een aantal knelpunten benoemd. Ook zijn websites toegevoegd met informatie over de grensvlakken tussen de verschillende wetten.
Grensvlakken tussen Zvw en Wmo
Uit het onderzoek van VKI blijkt dat zorgverleners het niet altijd gemakkelijk vinden dat de zorg voor hun cliënten door twee wetten geregeld wordt. Zo noemen zij o.a. de volgende punten (willekeurige volgorde):
- De indicatie voor de Wmo wordt door de gemeente gedaan; voor de Zvw door de wijkverpleegkundige. De indicatiestelling voor de cliënt wordt dan door twee personen gedaan: de wijkverpleegkundige en iemand van de gemeente;
- Een tweede complicerende factor van de huidige regeling is dat de uitvoering van de Wmo per gemeente kan verschillen. De Wmo kent een eigen bijdrage, die door de gemeente wordt vastgesteld. Die kan dus per gemeente verschillen. De Zvw kent echter alleen het eigen risico, dat voor iedereen gelijk is;
- Als derde worden de grijze gebieden tussen beide wetten genoemd. Wijkverpleegkundigen noemen heel vaak het ondersteunen bij voeding. Zo wordt de zorg gefinancierd vanuit de Wmo als de cliënt hulp nodig heeft bij het eten. Zo kan hij/zij zelfstandig blijven wonen als de gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk, niet voldoende is. De Zvw is juist weer aan de orde in meer complexe situaties, bijvoorbeeld als de cliënt hulp nodig heeft om het eten in de mond te brengen of als er een hoog risico is op verslikken;
- Een vierde factor is dat er soms meerdere zorgverleners bij de cliënt komen, omdat de gemeente samenwerkt met een andere zorgorganisatie;
- Tot slot beschouwt de gemeente de Wlz als een ‘voorliggende voorziening’ en wil soms dat daar een indicatie voor wordt aangevraagd als zij de benodigde zorg te intensief vindt. Voorliggend wil zeggen dat de gemeente een Wmo-aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen als de cliënt aanspraak kan maken op de Wlz. Ook kan de gemeente de ondersteuning stoppen als dit het geval is. In de praktijk komt het er op neer dat de gemeente de ondersteuning pas stopt als deze wordt overgenomen door de WLZ.
- Om terugval in uren (de zogenaamde zorgval) te voorkomen zijn vanaf 2018 een aantal maatregelen ingezet, waardoor tijdelijk of langdurig gebruik kan worden gemaakt van extra budget of extra zorguren. Zie voor meer informatie over extra zorg de pagina over Wlz op deze website: https://www.vankleefinstituut.nl/project-paginas/wet-langdurige-zorg/
Van belang is in elk geval dat de wijkverpleegkundige investeert in het contact met de Wmo consulent, het sociale wijkteam of de gemeenteambtenaar. Bij het indiceren kijkt de wijkverpleegkundige immers ook naar de ondersteuning die de cliënt nodig heeft en ondersteunt zij de cliënt bij het aanvragen van de financiering voor ondersteuning en begeleiding bij de gemeente. Bij een goede samenwerking tussen wijkverpleegkundige en de WMO consulent, kan samen worden opgetrokken in de organisatie van zorg en ondersteuning aan de cliënt. Zo kan een gezamenlijk keukentafelgesprek gevoerd worden of wordt cliëntinformatie uit de intake van de wijkverpleegkundige direct overgenomen voor de WMO aanvraag. Dat biedt gemak voor de cliënt (maar één gesprek), werkt efficiënt en leidt tot samenhang in de zorg en ondersteuning.
Grensvlakken tussen Zvw en Wlz
In het onderzoek van VKI worden 3 thema’s benoemd bij de grensvlakken tussen de Zvw en de Wlz:
- De overgang van Zvw naar Wlz: zorgverleners worstelen met de overgang van de zorg van een cliënt van de Zvw naar Wlz: wanneer moet dat precies? Het criterium is dat een cliënt 24 uurs toezicht in de nabijheid nodig heeft, maar de zwaarte van de zorg en het aantal uren zorg dat nodig is, spelen ook een rol in de besluitvorming. Daarnaast zijn de eigen bijdrage en het urenplafond binnen de Wlz ook bepalend bij het al dan niet aanvragen van een Wlz indicatie (zie verder);
- Het urenplafond in de Wlz: als cliënten overgaan van de Zvw naar de Wlz krijgen cliënten te maken met een maximum aantal vergoede zorguren. In de praktijk betekent dit dat het mogelijk is dat cliënten met een zwaardere zorgvraag (24 uurs toezicht), minder uren zorg toebedeeld krijgen vanuit het zorgzwaartepakket WLZ dan als ze vanuit de Zvw waren gewend. Om deze zorgval te compenseren wordt vanaf 2018 een pakket van maatregelen ingezet. Zie voor informatie over extra zorg vanuit de WLZ op pagina….
- De eigen bijdrage in de Wlz: Een groot verschil tussen de Zvw en de Wlz is de eigen bijdrage die wel geldt voor de Wlz, maar niet voor de Zvw. Dit kan een reden zijn voor cliënten om geen indicatie voor de Wlz aan te vragen, ofschoon dat soms op basis van de zorgbehoefte wel zou moeten. Deze terughoudendheid zien we bij zowel de familie als de zorgverleners. Het wordt ook als oneerlijk ervaren dat het over te stappen naar de Wlz voor de cliënt veel meer kosten met zich meebrengt.
Voor vragen en het bespreken van knelpunten rondom de overgang of uitvoering van de WLZ zorg kan de wijkverpleegkundige terecht bij de zorgconsulent WLZ van het Zorgkantoor in de regio.
Belangrijke documenten rondom dit thema:
Grensvlakkendocument (Zilveren Kruis)
Verpleegkundige indicatiestelling, een nadere duiding. (maart 2019 Zorginstituut Nederland)
Begrippenkader indicatieproces (V&VN)