Stoppen met roken: Als ik stop, weet ik niet waar ik mijn handen moet laten
Pauline Arts is ambassadeur voor de wijkverpleegkundige en werkt bij de ZZG zorggroep. Zij schrijft regelmatig blogs over wat ze tegenkomt in haar werkpraktijk. Deze keer over stoppen met roken en de rol van de wijkverpleegkundige daarbij.
Door: Pauline Arts, Ambassadeur voor de wijkverpleegkundige
“Als ik stop, weet ik niet waar ik mijn handen moet laten”
“Schat, dan mag je mij vasthouden.”
“Dat doe ik al 50 jaar.”
“Die sigaret vasthouden ook.”
Een glimlach kan ik nauwelijks onderdrukken. Hij heeft al een tijdje een venijnig wondje, dat maar niet wil helen. Hij heeft verschillende gezondheidsklachten, waaronder vaatlijden, waardoor het wondje nauwelijks geneest. Ik kom voor wondzorg en zwachtelen. Vooral zwachtelen vind ik altijd fijne zorg. Mijn cliënt en ik zitten tijdens de zorg tegenover elkaar, waarbij vaak ruimte is voor een gesprek.
“Jij zal mij wel gaan vertellen hoe slecht roken is.”
“Nee hoor,” antwoord ik, “dat weet u al lang. Dat heeft u tot nog toe niet weerhouden te roken. Het helpt natuurlijk niet mee, dat roken.” Ik ga het gesprek over roken met hem aan.
Dat klopt, hij weet inderdaad dat het slecht is, dat roken. Ja, hij heeft al verschillende pogingen gedaan om te stoppen. Dat volhouden, dat was moeilijk. We komen in gesprek wat roken voor hem betekent, waarom hij in het verleden gestopt is. Hij vond het vies voor zijn vrouw. Maar ja, op momenten dat het moeilijk werd of dat hij tegenslag had, was het zo makkelijk om weer te beginnen. Die smaak van die sigaret, die eerste keer inhaleren, hij geniet er nog steeds van. Hij heeft hier nooit hulp, of pleisters of kauwgom of wat dan ook bij willen hebben. Dat vond hij een teken van zwakte.
“Ik moet het zelf kunnen!”
Ik stuur het gesprek in de richting wat het roken hem oplevert en wat het hem kost. Dat vond hij nogal makkelijk. Roken is lekker, het kost zijn gezondheid en veel geld. Eigenlijk is roken ook ongezellig. Er zijn steeds minder mensen in zijn omgeving die roken, waardoor de rokers meestal buiten staan. Dat groepje wordt steeds kleiner. Van het geld dat hij bespaart, wil hij op vakantie met zijn vrouw. Heerlijk samen langs het strand wandelen. Ze kijken elkaar aan, het lijkt of ze zichzelf al in gedachte samen zien wandelen. “Maar als ik stop, waar moet ik mijn handen dan laten?…”
Het wondje is verzorgd, het been is gezwachteld, ik rond het zorgmoment af. Hij wil nog niet dat ik verder kijk voor ondersteuning bij eventueel stoppen. Ik mag er wel bij hem op terugkomen.
Met een glimlach fiets ik weg, wat mooi wat hier gebeurde. Zowel in gesprek met hem, de eerlijkheid en er is een zaadje gepland, maar ook tussen mijn cliënt en zijn vrouw.
Enkele weken later gaf hij aan open te staan voor hulp. Met hem onderzoek ik wat het beste bij hem past. In overleg met hem en de huisarts bemiddel ik hem door naar een gespecialiseerd verpleegkundige uit onze organisatie. Zij zal hem begeleiden.
Dit is alweer een half jaar geleden. Vorige week trof ik hem bij de supermarkt. Hij sprak me aan. Hij rookt nog steeds niet, hij is zo blij dat het goed gaat. Ongelooflijk hoe snel hij zich al beter voelde. Hij kreeg zelfs complimenten uit zijn omgeving, mensen die hem al een tijd niet gezien hadden, vonden hem er goed uitzien, minder grauw. Een vakantie zit er nog niet in, een weekendje zee is al wel geboekt.