Resultaten onderzoek wetgeving langdurige zorg

Het Van Kleef Instituut (VKI) en LOCOmotion wilden graag inzicht krijgen in de problemen die verzorgenden en verpleegkundigen ervaren met de wetgeving en financiering van de ouderenzorg en hoe zij daarmee omgaan. Om dit te weten te komen is in 2017 onderzoek gedaan. Vervolgens een e-learning module en website ontwikkeld waarmee zorgverleners ondersteund worden bij deze vraagstukken. Dit onderzoek en de ontwikkeling van de e-learning en website is gefinancierd door ZonMw.

In de dagelijkse zorg lopen zorgverleners vaak tegen problemen aan die te maken hebben met de financiering van de zorg die zij aan hun cliënten verlenen. Het gaat in de ouderenzorg dan over de drie wetten waaruit de zorg wordt gefinancierd:
• De Zorgverzekeringswet (Zvw),
• De Wet langdurige zorg (Wlz),
• De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Aanpak
Het onderzoek is uitgevoerd met Storytelling. Dat houdt in dat geluisterd is naar de concrete ervaringen van zorgverleners met de financiering van de zorg – zonder daarin sturend te zijn. Door het in kaart brengen van hun verhalen (oprechte ervaring) krijgen we een inkijkje in hun dagelijkse praktijk: Waar lopen zij tegen aan? Wanneer levert de wetgeving problemen op? Dit leverde de volgende thema’s op:

1. Schotten tussen wetten,
2. Overlap Zvw-Wlz,
3. Overlap Zvw-Wmo (waaronder voeding),
4. Dementiezorg/casemanagement,
5. Palliatieve zorg
6. Administratieve druk

1. Schotten tussen wetten
Zorgverleners hebben vaak cliënten die uit verschillende wetten zorg gefinancierd krijgen. Zij ervaren dat niet alleen als lastig, maar ook als inefficiënt. De verschillende wetten geven ook veel onduidelijkheid: wat valt nou onder welke wet? Daarnaast wordt de Wmo gemeentelijk uitgevoerd, waardoor er verschillen op kunnen treden tussen gemeentes.
Alle drie wetten worden door verschillende instanties geïndiceerd:
• Zvw (wijkverpleging): wijkverpleegkundige
• Wlz: CIZ
• Wmo: verschilt per gemeente
Indicatiestelling via de gemeente/CIZ kan soms lang duren, bijvoorbeeld bij zorg voor een terminale cliënt, waardoor het soms niet meer nodig is. Zorgverleners moeten dan (te) lang improviseren om de cliënt te kunnen verzorgen. Vaak wordt dan een reden gezocht om het toch onder de Zvw te laten vallen.

 

 

2. Overlap Zvw-Wlz
Vier zaken springen er bij de overlap tussen de ZvW en de Wlz uit:
• Overgang van Zvw naar Wlz,
• Het urenplafond in de Wlz,
• De eigen bijdrage in de Wlz,
• Eenmaal Wlz, altijd Wlz.

Zorgverleners worstelen met de overgang van de zorg van een cliënt van de Zvw naar Wlz: wanneer moet dat precies? Het criterium is dat een cliënt 24 uurs toezicht nodig heeft, maar de zwaarte van de zorg en het aantal uren zorg dat nodig is, spelen bij zorgverleners ook een rol. Daarnaast zijn de eigen bijdrage en het urenplafond binnen de Wlz ook bepalend bij het al dan niet aanvragen van een Wlz indicatie.

Als iemand eenmaal een Wlz-indicatie heeft, houdt hij/zij die indicatie. De zwaarte van het zorgpakket kan nog wel veranderen. Zorgverleners voelen zich daardoor beperkt, wat deels veroorzaakt wordt door het urenplafond in de Wlz.

3. Overlap Zvw-Wmo
Veel onduidelijkheid is er bij zorgverleners over het thema voeding: wie maakt het klaar, wie mag aangeven en wie mag de cliënt ondersteunen bij het eten? En vooral: wie is waar verantwoordelijk voor?

Ook wordt rond dit thema vaak over de inefficiëntie gesproken: meerdere zorgverleners moeten bij de cliënt langskomen om meerdere handelingen te doen, terwijl de verpleegkundige of verzorgende er toch is (zie ook 1).

4. Dementiezorg/casemanagement
Er lijkt nog veel onduidelijkheid te zijn rond de inzet van casemanagement dementie. Zorgverleners weten niet altijd dat dit onder de aanspraak wijkverpleging valt (Zvw).

5. Palliatieve zorg
Zorgverleners merken een groot verschil tussen de Wlz en de Zvw als het over palliatieve zorg gaat: het is bij de Zvw duidelijk wat er aan zorg ingezet kan worden en zorgverleners kunnen het zelf regelen. Bij de Wlz hebben ze dan te maken met het urenplafond en met de indicatiestelling, die door het CIZ gedaan wordt.

6. Administratieve druk
Zorgverleners willen zorg leveren die een cliënt nodig heeft, maar voelen zich erg beperkt door de druk die er ligt op de financiering van de zorg en de verantwoording daarvan.
Sommige problemen lijkt te maken hebben met wat wel eens de ‘ondertussenheid’ genoemd wordt: financiering van wijkverpleging is nog niet aangepast aan de nieuwe situatie binnen de Zvw, waardoor productie belangrijk blijft.
Ook kost het regelen van de noodzakelijke zorg veel tijd, door de verschillen in financiering.