Op woensdag 10 januari was alweer de derde werkconferentie van het project Verzorgenden in Transitie (ViT). Een groep enthousiaste verzorgenden ging met elkaar in gesprek over hun activiteiten binnen het programma ViT en volgde één van de twee workshops.
Goede zorg
Nieuwsgierige blikken bij het binnenkomen in de zaal waar de werkconferentie gehouden wordt. De stoelen staan in groepjes van 3 met de ruggen naar elkaar. Dit heeft alles te maken met de eerste vraag van dagvoorzitter Kim Coppes: “denk even in stilte na over een moment in het afgelopen halve jaar dat je het gevoel had dat je goede zorg kon verlenen”.


Na dit moment van reflectie draaiden de deelnemers de stoelen om en deelden hun momenten van goede zorg met elkaar. De herkenbaarheid van alle ervaringen zorgt voor een positief begin van een vervolgens zeer geanimeerde middag. Wat zijn belangrijke elementen van de positieve verhalen over goede zorg in de praktijk?

Deelnemers zijn het snel eens over wat de kern van goede zorg is: met gevoel en aandacht zorgen voor en met je cliënt.
Daarnaast gaat het volgens hen niet zozeer om de omstandigheden waarin ze moeten werken (ook al zijn die wel bepalend voor werkplezier en kwaliteit van zorg), maar vooral om hoe zij de zorg gegeven hebben: empathisch, met gevoel, aandacht, goed luisteren, etc. Een belangrijke conclusie is dat als je de tijd en de ruimte hebt – of voelt – om op deze manier zorg te verlenen je ook tevreden bent over hoe je de zorg hebt verleend.
Focus op wat goed gaat!
De volgende vraag was natuurlijk hoe je ervoor kunt zorgen dat je dit tevreden gevoel vaker kun hebben in de praktijk? Dit leverde een hoop geroezemoes op in de zaal, want hoeveel grip heb je als zorgverlener eigenlijk op de omstandigheden waarin je moet werken? Hoe krijg je meer tijd en ruimte om je cliënt goed te helpen? En mag je doen wat jij denkt dat goed is, of zijn de regels belangrijker? De opmerking dat we eens wat vaker moeten focussen op wat goed gaat, in plaats van op wat niet goed gaat, kon op veel bijval vanuit de zaal rekenen. Andere tips die de zorgverleners elkaar gaven:
- Afspraken nakomen
- Elkaar aanspreken
- Naar elkaar luisteren
- Tijd nemen i.p.v. er om vragen
- Dat doen wat de cliënt belangrijk vindt
- Handvatten gebruiken voor het omgaan met cliënten met GGZ problematiek
- Ken je cliënt
- Verpleegkundige betrekken en multidisciplinair werken
Stellingen
Kim zette iedereen hierna actief aan het werk door in hoog tempo 5 stellingen te presenteren waarbij de deelnemers een keuze maakten en hun keuze toelichtten aan de anderen. De uitslagen vind je hieronder:

Opmerkelijke uitspraken van zorgverleners:
- ‘Ik ben bewuster na gaan denken over het belang van goede communicatie en doe het ook beter’
- ‘Er zijn wel plannen in het team, maar nog niks concreet. Het gaat me niet snel genoeg’
- ‘We zijn eigenlijk al heel ver en hebben veel bereikt’
- ‘We moeten ook veel tijd in andere veranderingen stoppen’
- ‘We vergeten soms wat allemaal al bereikt hebben. We willen vaak teveel en dat is lang niet altijd realistisch’
- ’We overleggen iedere ochtend voor de dienst in eigen tijd. Dat lukt wel’
- ‘Een keer per maand cliëntenbespreking. Dat werkt ook’
- ‘Ik sprak mijn collega’s al aan, maar kan de toon nog verbeteren’
- ‘Ik durf mijn collega’s eigenlijk niet aan te spreken. Ik ben bang voor hun reactie’
We kunnen concluderen dat alle teams grotendeels tevreden zijn met hoe ver ze zijn en wat ze nu al bereikt hebben, ook al zouden sommigen verder willen zijn. Dat blijkt ook uit het volgende onderdeel van de werkconferentie.
Wat doen wij met ons team?
De negen teams hebben een plan van aanpak gemaakt waaraan ze werken in het programma ‘verzorgenden in transitie’. De zes aanwezige teams deelden hun plannen met de andere teams. In korte, krachtige, presentaties, vertelden ze over de uitdagingen waaraan ze werken: communicatie, teambuilding en feedback waren hierin de belangrijkste thema’s. In onderstaande wordle zie je wat de teams verder met elkaar gedeeld hebben.

Na de presentatie van de plannen en stand van zaken in elk team konden de andere teams vragen stellen en ervaringen delen.
Zo was het eerste deel van de werkconferentie zeer levendig en informatie. Deelnemers hebben veel geleerd, veel gedeeld en veel gehoord. Er gebeurt veel in de teams. Het kost soms best wel moeite, maar de resultaten mogen er zijn!
Na de pauze konden de deelnemers kiezen uit 2 workshops:
Als ik het niet meer weet….. ben jij er dan?

Roos Rijnen begon met te vragen welke vragen de deelnemers hadden t.a.v. omgaan met mensen met dementie. Belangrijk vonden de deelnemers:
- Wanneer noem je iemand nou dement?
- De combinatie van dementie en psychiatrie
- Hoe benader je mensen die onrustig zijn
Bij al deze vragen is het belangrijk te weten hoe het brein werkt en wat er in het brein gebeurt als mensen dement worden. Roos gebruikt daarvoor de Breinleer van Anneke van der Plaats (zie foto van de flap). In het volgende filmpje vertelt Anneke daar zelf wat over: https://www.youtube.com/watch?v=H4fEycRpx5w
Voor de deelnemers is deze uitleg een echte eyeopener: door te weten dat het ‘denkend brein’ bij mensen met dementie niet meer werkt, weet je ook dat jij mensen met dementie anders zult moeten benaderen. Meer informatie kun je vinden op de website van Alzheimer Nederland.
Hoe druk heb jij het?

Trainer en coach Gerry Holleman ging met de deelnemers aan de slag met het thema werkdruk, dat veel genoemd is in de onderzoeken die VKI heeft uitgevoerd. Wat is werkdruk voor de deelnemers? Hoe voelt dat en bedoelen we allemaal hetzelfde als we zeggen dat we het druk hebben? Hoe reageren we eigenlijk als we het druk hebben?
Deelnemers vinden het niet zo gemakkelijk om te benoemen wat ze voelen als ze werkdruk ervaren. Wel weten ze waardoor ze last van werkdruk hebben. Veel ‘ervaren’ werkdruk heeft te maken met een te volle agenda, te weinig tijd per cliënt en spoedvragen die tussendoor komen. Ook blijkt ‘nee’ zeggen tegen collega’s – zonder je schuldig te voelen – heel lastig. Zo krijgen ze het gevoel ‘geleefd te worden’. Zorgverleners hebben een oplossingsgerichte houding en zijn geneigd om direct op een vraag in te gaan, terwijl dit niet altijd gevraagd wordt.
Daarnaast hebben zij elk hun eigen manier ontwikkeld om met werkdruk om te gaan. Deels omdat het geloof er niet is dat de omstandigheden snel (kunnen) veranderen, deels omdat de meesten nog niet ervaren hebben de eigen grens aan te geven.
Belangrijk in de training is het besef dat werkdruk iets is dat je zelf ervaart en alleen zelf kan veranderen.