Verslag Kennisnetwerk Praktijkopleiders op 15 maart 2022
HET PLAATSEN EN BEHOUDEN VAN NIEUWE ZORGVERLENERS
Introductie
De vraag hoe zorgorganisaties voldoende zorgmedewerkers kunnen opleiden en aan zich kunnen binden speelt al een aantal jaar, maar is door corona extra urgent. In het kennisnetwerk Praktijkopleiders van oktober 2021 bespraken we de mogelijkheden en dilemma’s bij het opleiden van nieuwe medewerkers. Eén van de knelpunten die besproken werd, is de snelle uitstroom nadat een net gediplomeerd of afgestudeerd medewerker in een zorgorganisatie is aangenomen. Op een goede aansluiting tussen het onderwijs en het werken in de praktijk zijn veel factoren van invloed. Welke factoren zijn dat? Wat zou kunnen bijdragen aan een betere match tussen leerling en werkplek? Meer samenwerking tussen opleidingscoördinator, werkbegeleider en zorgmanagers bijvoorbeeld? In dit kennisnetwerk Praktijkopleiders namen we de aansluiting tussen opleiding en praktijk onder de loep. Welke succes- en faalfactoren spelen in jullie ogen een rol? Hoe kunnen we de aansluiting van opleiding naar praktijk verbeteren? Welke rol zouden praktijkopleiders hierin kunnen spelen?
Kennismaking
Na een welkom en introductie op het programma, hebben we een kennismaking gedaan. Het vergroten van het eigen netwerk is, naast het uitwisselen van kennis en ervaringen die nieuwe inspiratie kunnen bieden, immers ook een van de doelen van de kennisnetwerken Praktijkopleiders die het Van Kleef Instituut twee keer per jaar organiseert.
Tijdens de kennismaking werd duidelijk dat praktijkopleiders vaker een coachende rol krijgen richting de werkbegeleiders en minder gericht zijn op het begeleiden van studenten zelf. Tegelijk is er ook een organisatie die experimenteert met praktijkopleiders juist meer op de werkvloer te brengen.
Praktijksituaties
Praktijkopleiders deelden eigen praktijksituaties als het gaat om een succesvolle plaatsing van een student of medewerker óf van een vroegtijdige uitstroom.
Een succesverhaal was de situatie waarbij een leerling in uitdagende privéomstandigheden erg goed en snel is opgevangen en begeleid door hele nauwe betrokkenheid van de werkbegeleider. Hierdoor kon de leerling haar zelfvertrouwen weer opbouwen en haar opleiding goed vervolgen. Een ander verhaal is gaat over een zijinstromer die onderschatte wat het actuele onderwijs van haar vroeg en daardoor afhaakte. Daarbij kan soms meespelen dat zijinstromers een irreëel wensenpakket hebben over het arbeidscontract, zoals vrijstelling van avond- en weekenddienst, of beschikbaarheid over een dienstauto.
Ook worden voorbeelden gegeven dat de combinatie van VIG en MMZ in een opleiding vaak als teveel word ervaren. Praktijkopleiders zijn het er over eens dat doorzetten een karaktereigenschap is die elke leerling nodig heeft.
Tot slot is de ervaring dat stagiairs soms een hele goede opstap zijn naar het werven van nieuwe medewerkers.
Bepalende factoren
We brachten eerst individueel en vervolgens gezamenlijk in kaart welke denkbare bepalende factoren een rol spelen bij een goede, duurzame plaatsing en de overgang tussen opleiding en praktijk.
De meest bepalende bevorderende factoren die genoemd werden zijn:
- Goede communicatie tussen werkbegeleider en praktijkopleider, en korte lijnen ook met de teamcoördinator, manager, HR-functionaris, docenten, stagebegeleiders en stagecoördinatoren. Praktijkopleiders zijn actief in een breed netwerk.
- Nauw contact en uitwisseling tussen leerlingen. Praktijkopleiders brengen bijvoorbeeld wekelijks leerlingen bij elkaar voor intervisie om van elkaar te leren.
- Goede voorlichting en informatie over het werken in de wijk en over het niveau van de opleiding en wat leerlingen daarvan kunnen verwachten, zoals: de hoeveelheid zelfstudie, het feit dat het werk in de eerste lijn veelal zelfstandig (alleen) uitgevoerd wordt en de grote diversiteit aan zorgvragen.
- Aanwezigheid van een veilig en positief leerklimaat en coaching/begeleiding op maat.
De meest bepalende belemmerende factoren:
- Geen goede balans tussen draagkracht en draaglast van de leerling. Persoonlijke problemen/ niet lekker in hun vel.
- Onjuiste beeldvorming bij de leerlingen over de thuiszorg (het type werk).
- Een mismatch als het gaat om studiebelasting en het opleidingsniveau.
- Te weinig contact tussen Praktijkopleider/werkbegeleider en de leerling. Het vraagt tijd om een relatie tussen leerling en begeleider op te bouwen die vaak noodzakelijk is om de opleiding succesvol af te ronden.
- Een onpersoonlijk leerklimaat (zie en ken de leerling en biedt begeleiding op maat).
- Timing van stages met bijzondere doelgroepen zoals mensen met Korsakov. Deze stages niet aanbieden aan studenten in het eerste leerjaar.

Kansen
Vervolgens bespraken we welke kansen er zijn om als praktijkopleider bij te dragen aan succesvolle, passende aansluiting tussen opleiding en praktijk en plaatsing van studenten. Welke mogelijkheden zijn er die vaak nog onbenut blijven?
- Praktijkopleiders kunnen voorlichting geven of organiseren op scholen over het werken als verzorgende/verpleegkundige in de wijk en zich actief presenteren bij de scholen in hun netwerk.
- Het gaat erom dat het werk past bij de persoon, de leerling. Een goed gesprek voorafgaand aan de toelating kan helpend zijn, zoals ook een dagje meelopen van de potentiële leerling/student in de praktijk.
- Ook kan het behulpzaam zijn om de leerling zich vooraf meer bewust te laten worden van zichzelf en van de doelgroep in de thuiszorg (wie zijn de zorgvragers zoal?). Eén van de praktijkopleiders laat de potentiële leerling een portfolio maken over zichzelf: wie ben ik, wat wil ik leren, wat is mijn motivatie voor het werken in de (thuis)zorg en wat zijn mijn begeleidingsbehoeften?
- Praktijkopleiders kunnen inzetten op het onderzoeken van de leerstijl (veelal ‘doeners’) en het testen van het leerniveau van de leerling, zodat deze aansluit op het opleidingsniveau. Sommige scholen bieden de AMN-test Ook wordt genoemd dat het zinvol is om de leerstijl van de leerling te matchen met de werkbegeleider. Overwogen kan worden om regelmatig van werkbegeleider te wisselen, zodat leerlingen steeds anders leren leren.
- Ook is het kansrijk om leerlingen tijdens de opleiding te laten meelopen met de werkbegeleider, zodat de werkbegeleider de leerling nauwlettend kan volgen in het leerproces. Eén praktijkopleider heeft goede ervaringen met Pecha-Kucha-presentaties (een visuele diavoorstelling) aan de hand waarvan de leerling haar leerproces presenteert aan de werkbegeleider en de praktijkopleider. Dit bevordert het positief leren en houdt het leerproces ‘luchtig’.
- Het creëren en onderhouden van een leernetwerk is aan te raden. Meet and greets organiseren, gastlessen en klinische lessen verzorgen, opdrachten bespreken, maakt het breder en gezamenlijk leren interessant voor zowel leerlingen als voor de werkbegeleiders en opleiders. Leerlingen worden vooral gestimuleerd door te benoemen wat goed gaat.
- Praktisch kan soms ondersteuning geboden worden door het bieden van woonruimte dichtbij het stageadres, bij niet-centraal gelegen locaties.
- Voor leerlingen met complexere privé-situaties kunnen als nodig leercoaches ingezet worden of een doorverwijzing gedaan worden naar bijvoorbeeld de Arbo-arts. Praktijkopleiders hoeven deze situaties niet alleen op te lossen, dus: raadpleeg elkaar bij situaties waarin je zelf vragen hebt.
- Het verbeteren van eigen werkprocessen in de organisatie, zoals het introductiegesprek, inwerkprogramma’s en opleidingsdraaiboek wordt tot slot ook genoemd door de praktijkopleiders om de aansluiting te verbeteren.
Afsluiting met een concreet voornemen
Elke deelnemende praktijkopleider benoemt een eigen concreet voornemen als uitkomst van dit kennisnetwerk. Acties die de praktijkopleiders voor zich zien zijn afhankelijk van de werkervaring. De wens is elkaars contactgegevens te ontvangen, zodat onderling contact mogelijk is.